Het grote kerstverhaal deel 2 : Bodile

Hazel en Bodile sliepen in hun bedjes in de kleine, maar knusse huisje van Ulle.
Bodile werd wakker. Ze keek om zich heen. Ze zag Hazel heerlijk te slapen in haar bedje. Bodile keek naar het bed van Ulle, die was leeg.Ze vond het vreemd dat Ulle al wakker was. Meestal sliep hij langer uit dan Hazel en zijzelf,  had ze de afgelopen tijd gemerkt.
Zachtjes om Hazel niet wakker te maken, ging Bodile uit bed en kleedde zich aan.
Ze ging naar de keuken. Op het aanrecht vond ze de ontbijtspullen die Ulle had achtergelaten. Bodile maakte ook voor zich zelf een ontbijtje klaar. Met haar ontbijt ging ze naar de huiskamer, daar was Ulle ook niet. Dat vond ze wel erg vreemd, maar ze maakte Hazel er voor niet wakker. Bodile woonde sinds kort bij Hazel en Ulle, ze wist niet welke gewoontes Hazel en Ulle hadden.

Terwijl ze genoot van haar ontbijt, keek ze de kamer rond. Wat zou het leuk zijn om daar op tafel een kerst stukje neer te zetten, dacht ze. Want ze had op de kalender gezien, dat het vandaag de dag voor Kerstmis is.
Maar waar haalde ze een kerststukje vandaan? 
Ulle's huis staat in een bos, in een sprookjesbos. In het gebied waar Ulle woont, is geen winkel. Die staat in het gebied waar de elfen, prinsen en heksen wonen. Meestal doen Hazel of Ulle de boodschappen. Bodile zou het ook wel willen doen, maar ze weet de weg terug niet. Ze weet de winkel wel te vinden, maar als ze de winkel uit loopt, weet ze niet meer of ze rechtsaf of linksaf  moet.
Alle bomen lijken ook op elkaar!

Bodile zuchtte, dat kerststukje ging niet uit haar hoofd. Het zou toch echt heel erg mooi zijn om daar op tafel een kerst stukje te hebben staan.
Ze besloot het erop te gaan wagen. Ze pakte een tas en wat geld uit haar eigen portomonee. Ook pakte Bodile een stukje brood, want ze had ergens gehoord dat iemand broodkruimels liet vallen om de weg terug te vinden.

Bodile zette haar warme muts op en deed haar sjaal om. De tas hing aan haar arm en in haar andere hand had ze de snee brood.
Daar ging ze op pad!
Eerst linksaf, langs het huis van Meneer Eekhoorn. 
Bodile liet een broodkruimel vallen. 
Nu moest ze rechtdoor lopen. Om de paar meter liet Bodile een broodkruimel vallen.

Eindelijk kwam Bodile aan bij de winkel. Het was er druk. Maar gelukkig niet zo druk dat ze in de rij hoefde te staan.
Bodile keek in de winkel naar een mooi kerststukje. Er waren kerststukjes in het blauw, geel, paars of goud. 
Geen van alle vond Bodile mooi. 
Iedereen liep een klein hoekje voorbij. Daar in het klein hoekje zag ze het. Een mooi rode kerst stukje. Het was niet groot, maar precies groot genoeg voor de tafel in het kleine knusse huisje van Ulle.
Bodile betaalde het rode kerst stukje en liep de winkel uit.

Ze keek naar links en naar rechts. Welke kant moest ze nou op?
Bodile keek naar de grond. Ze had broodkruimels gestrooid!
Maar wat zag ze? Ze zag hoe een klein musje de broodkruimel op at. 
Bodile hoopte niet dat dat kleine musje alle broodkruimels op had gegeten....
Ze ging lopen, hier rechtsaf dacht ze. Nee geen broodkruimel te zien. Bodile liep terug, dan hier linksaf. Ook geen broodkruimel te zien. 
Bodile moest huilen, alle broodkruimels zijn opgegeten door de mus! Hoe kom ik naar huis? 

Bodile keek om zich heen. Ze zag een elf lopen met een zware tas, daar liep een heks met volle mand. Bodile wist dat ze niet in de goede buurt was. Het huisje van Ulle stond immers in het bos bij de dieren, niet bij de sprookjes bewoners. 

Bodile liep terug naar de winkel. Ze deed haar ogen dicht en zuchtte diep. Ze zag het huisje van Ulle voor zich.
Bodile deed haar ogen open, ze liep linksaf, daarna rechtsaf en toen rechtdoor. Ze keek om zich heen, ja dit herkende ze!
Nu rechtsaf langs het huis van Meneer Eekhoorn. Bodile zag hem staan voor zijn voordeur, met een mooie grote kerstboom.
Bodile zag het huisje van Ulle. Er liepen tranen langs haar wang.
Ze had het gevonden! Wat was ze blij! 
Bodile veegde haar tranen weg, en ging naar binnen.

Ulle was thuis. Hij kwam op Bodile af en sloeg zijn vleugels om haar heen. Alles is goed lieve Bodile zei hij. Bodile was blij dat hij dat zei. Ze zei: Dank je wel.
Opeens zag ze de mooie kerstboom staan. Wat een mooie boom Ulle zei ze. 
Ulle vroeg wat ze in haar tas had. Bodile wilde het kerststukje er uit halen toen plotseling de telefoon ging. Ulle en Bodile keken elkaar aan. Wie zou dat zijn? Er belt haast niemand naar het huisje van Ulle.

Ulle nam op: Hallo met Ulle de Uil.

Reacties